De Kaszuby zijn op een heel speciale manier ontstaan...
Toen God besloot de aarde te scheppen, vormde hij eerst de aardbol. Als de bol klaar was, was die nog volledig kaal. Dus nam hij een grote zak, die vol zat met bergen en dalen, bossen en vlaktes, meren en zeeën. Hij strooide alles over de aarde uit en schiep de verschillende landen. Op die manier ontstonden de grote oceanen en de hoge bergen, de enorme bossen, de groene vlaktes en de lege woestijnen.
Wanneer hij alles voltooid had, boetseerde God een man uit klei en blies hem leven in... Daarna schiep hij engelen, om zorg te dragen voor de mensen. Uiteindelijk rustte hij op zijn troon in de hemel vermoeid uit en bekeek zijn werk. –Ja, zei hij tevreden, -het is allemaal heel goed. Kijk eens aan, engelen van me, is de wereld niet mooi?- De engelen schudden instemmend hun hoofd zodat hun lange gouden lokken opzwiepten. God nam alles in en genoot. Tot hij opeens opmerkte dat iemand met een droevig gezicht in een hoekje stond. Hij stond snel op, liep op de engel af, nam hem vast en vroeg: -Wat scheelt er? Waarom ben je niet blij, zoals de rest van ons?-
Het was de engel die voor de Kaszuby moest zorgen. Een beetje verlegen door de tederheid van God antwoordde hij stilletjes: -Vader, kijk eens naar mijn arm land. Het volk is zo verdrietig. Je hebt er enkel onvruchtbare zandgrond laten vallen. Zou je hun echt niets anders meer kunnen geven? Vindt U het niet jammer voor die mensen?- Die woorden raakten God erg diep. Hij dacht even na en zei toen: -Maak je maar geen zorgen, kom met me mee. We zullen eens kijken, of er misschien nog iets in de zak overgebleven is.- Even later schudde de Schepper zijn zak boven de Kaszuby uit. Op de bodem van de zak lagen nog verschillende kruimels van heuvels, rivieren, beekjes, meren, bossen, velden en weilanden. Die vielen nu op het Kasjoebische zand en vormden samen een prachtige mozaiek. God was erg verrast. Hij had niet verwacht dat er met al die restjes zo'n mooi land kon gevormd worden. Iedereen boog zich om de Kasjoeben te kunnen bewonderen en in extase keken ze naar beneden, naar dat prachtige wateroppervlak, naar de kronkelende rivieren en beekjes, naar het schaakbord van velden, weilanden en bossen, vol paddenstoelen, bessen en andere vruchten, naar de schitterende vissen in de meren en naar de wonderlijke heuvels. En God keerde zich weer om naar de engel van de Kaszuby en zei: -Nu moet je voor het mooiste land van allemaal zorgen. Let er goed op en draag er zorg voor. De engel gooide zich aan de voeten van God en dankte hem veelvuldig. -En je zal bovendien over veel amber beschikken, ging God door, -dat is veel waardevoller dan de aarde, die je verzorgt.- De engel dankte god opnieuw vanuit de bodem van zijn hart.
Daarna scheerde een griffoen -dat is een gevleugelde leeuw met de kop van een arend- over het Kasjoebische land. In zijn klauwen hield hij het amber, de grootste schat van de Kasjoeben, goed vast en gooide het in het water op een plaats, die vandaag bekend staat als Kartuzy. Ter herdenking van deze gebeurtenis staat de Zwarte Griffoen nog steeds op het wapenschild van de Kaszuby.