De regio Wielkopolska bevond zich in de 18de eeuw onder de herschappij van de Pruisen en zo komt het dat lokale gerechten in deze regio een sterke Duitse invloed hebben. Aardappelen zijn daarbij een blengrijk ingrediënt. Hier noemen de die ‘pyry’, waardoor deze streek soms ook wel pyrlandia genoemd wordt. Standaard op het menu heb je dan ook een heerlijke aardappel in de schil, gevuld met typisch witte kaas uit Polen, twarog en daarover wat uitjes en peterselie gesnipperd: pyry z gzikiem, heet dat gerecht. Van aardappels maak je ook knoedels met vlees of groenten, aardappelpannenkoekjes – plendze - of weer een ander soort aardappelbereiding – prazoki – met boten en/of spekjes. Probeer ook eens een van de traditionele Poolse soepen – slepe ryby (binde vissen) – een aardappelsoep die in de vasten werd gegeten, dus waar geen vlees in werd gekookt. Er waren dus geen vetogen in de soep, vanwaar de naam.
Inwoners van Poznan, die afkomstig waren uit de Duitse regio Bamberg, maar zich in de 18-de eeuw hier gevestigd hadden, gingen op feestdagen of na de kerk naar familie voor ‘zoets’. Een typische Bambergse zoetigheid zijn de ‘szneki z glancem’, een zacht, zoet broodje in de vorm vna een slak, dikwijls met vulling of met glazuur. Auflauf is nog zo’n gekend, Duits gerecht: een eigerecht met suiker en vruchten, gebakken in de oven. Het visitekaartje van Poznan is echter een zoet croissantje, bestrooid met amandelen en nootjes, dat gegeten wordt op de dag van de Heilige Martinus, de rogal marcinski.
Een heel speciaal gerecht voor deze streek is de czernina, zelden gespot in andere regio’s. Czernina is een soep met een dieprode of zwarte kleur. In tegenstelling tot de alom bekende rode-bietensoep barszcz in Polen, komt de kleur hier niet van bieten, maar van ganzen-of eendenbloed. De smaak is zoet-zuur, want er wordt suiker en azijn toegevoegd en de soep wordt gemaakt van peren, pruimen en appels, soms ook honing en kruiden.
Op de grens van Wielkopolska met Kujawy ligt het oudste Poolse grondgebied, de streek Pałuki on de omgeving van de oudste Poolse vestiging Biskupin. Een vast ingrediënt van de lokale keuken was roggemeel, waar roggebrood van werd gemaakt, maar ook een soep van roggemeel, met melk en olie. Ook verse kool of zuurkool is een vast ingrediënt van de lokale keuken. Er wordt een zure soep van gemaakt, kwaśny żur, en het sap van zuurkool is een smaakmaker voor vele gerechten.